De Casus
De Persgroep Distributie BV heeft een bezorgingsovereenkomst met een distributeur, die het werk weer laat uitvoeren door krantenbezorgers. Tijdens het bezorgen van de krant vindt een verkeersongeval plaats, waarbij een krantenbezorger schade oploopt. De 16-jarige jongen reed op 14 januari 2006 vanuit een uitrit van een woning tussen twee geparkeerde auto’s de rijbaan op. Hij verleende daarbij geen voorrang aan de bestuurder van een auto. De bezorger heeft als gevolg van het ongeval zijn linker enkel gebroken en twee voortanden zijn (deels) afgebroken. Na het ongeval is hij geopereerd aan zijn enkel. Nadien is hij enige tijd behandeld door een fysiotherapeut. Volgens de krantenbezorger heeft De Persgroep niet voldaan aan haar zorgplicht. Hij stelt de groep aansprakelijk op grond van art 7:658 lid 4 BW (de zorgplicht van een werkgever voor derden). De kantonrechter wijst de vordering af. Hij acht het wetsartikel in dit geval niet van toepassing, omdat het werk van de bezorger niet vergelijkbaar zou zijn met een arbeidssituatie. De krantenbezorger gaat in beroep
De uitspraak
Het hof stelt vast dat er tussen De Persgroep en de krantenbezorger geen (arbeids)overeenkomst bestaat en dat art. 7:658 lid 4 BW (de zorgplicht) en 7:611 BW (goed werkgeverschap) niet rechtstreeks van toepassing zijn. Volgens het hof creëert de zorgplicht van 7:658 lid 4 BW wel een aansprakelijkheid voor degene die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft. Maar uit de toelichting bij dit artikellid blijkt dat het dan moet gaan om werkzaamheden die de derde ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten. Het hof stelt vast, dat De Persgroep het bezorgen niet zelf verricht, maar uitbesteedt aan distributeurs. Het bezorgen van kranten valt daarom niet onder de bedrijfsvoering van De Persgroep. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat artikel 7:658 lid 4 BW is ingevoerd voor gevallen waarbij ook de zorg voor de veiligheid van de werknemer geheel of gedeeltelijk aan de derde (De Persgroep) is overgelaten. Er moet aldus sprake zijn van enige mate van ondergeschiktheid van de werknemer aan de inlener. In deze zaak is geen sprake van enige mate van ondergeschiktheid van de werknemer aan De Persgroep. Uit de stukken blijkt dat de bezorger van zijn distributeur voorlichting kreeg over het Arbobeleid alsmede een Bezorgersboekje met informatie. De werknemer was vrij in de wijze waarop en de route volgens welke hij de kranten bezorgde. Het stond hem tevens vrij zich zonder kennisgeving te laten vervangen. De enige instructie die vanuit De Persgroep is gegeven is het tijdstip waarop de krant uiterlijk bezorgd diende te zijn. Het hof concludeert dat de krantenbezorger zich niet kan beroepen op art. 7:658 lid 4 BW. Ook van een doorwerking van art. 7:611 BW is geen sprake. Het hoger beroep wordt verworpen.