Stel, u verhuurt (een deel van) uw pand aan een op het eerste oog nette handelaar. De handelaar blijkt echter niet zoals u medegedeeld in non-food consumentenartikelen te handelen, maar hij blijkt een hennepteler te zijn. Hier komt u achter nadat er een brand is ontstaan. Gelukkig hebt u een brandverzekering en maakt u gebruik van een assurantietussenpersoon die alles voor u regelt. U kan dus niets overkomen. Of toch niet? Wie draait werkelijk op voor de schade?

Het overkwam de eigenaar van een pand die zelf besloot naar Canada te emigreren. De assurantietussenpersoon, Rabobank, werd geïnformeerd over de wijziging van de hoofdactiviteiten in het pand. De activiteiten die in het pand worden verricht bepalen immers het risico en dus de benodigde verzekeringsdekking. Niet langer vormde transport de hoofdactiviteit, maar de handel in non-food consumentenartikelen. Een breed begrip, dat door iedereen anders wordt ingevuld. De betreffende huurder vulde het in door een hennepkwekerij te starten.

Hennepkwekerijen hebben doorgaans een ding gemeen en dat is dat er wordt gerommeld met de stroomvoorzieningen. Stroom wordt afgetapt en de aansluitingen worden onprofessioneel in elkaar gezet. Er ontstaat daardoor regelmatig brand. Verzekeraars nemen dan ook altijd in hun verzekeringsvoorwaarden op dat schade door een dergelijke gebeurtenis niet wordt gedekt. Dit neemt echter niet weg dat verhuurders zullen proberen toch hun schade vergoed te krijgen. Zo ook in dit geval.

De verhuurder is geconfronteerd met een aanzienlijke schadepost en richt zijn pijlen op de assurantietussenpersoon. De assurantietussenpersoon had namelijk niet de gewijzigde activiteiten in het pand doorgegeven aan de verzekeraar, zodat de verzekeraar, Interpolis, na de brand niet uitkeerde, onder meer omdat er sprake was van een niet-gemelde risicoverzwaring, bestemmingswijziging en niet gemelde verhuur. Uiteraard vormde ook de aanwezigheid van een hennepkwekerij een zelfstandige afwijzingsgrond. Kort gezegd waren er derhalve twee afwijzingsgronden, te weten de hennepkwekerij en de niet-verzekerde activiteiten.

De verhuurder richt zich op de assurantietussenpersoon, omdat de niet-verzekerde activiteiten nu juist tot diens zorgplicht behoorden. Het gerechtshof gaat niet mee in de gedachtegang van de verhuurder. Eerst en boven alles staat vast dat er een hennepkwekerij in het pand was gevestigd en dat de verzekeraar om die reden de schade afwijst. Ook al zou de assurantietussenpersoon dus haar zorgplicht hebben geschonden, dan nog geldt dat de verhuurder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem geleden schade niet zou zijn geleden als de assurantietussenpersoon de wijziging van de huurdersactiviteit wel aan verzekeraar zou hebben gemeld. De assurantietussenpersoon kan dus niet worden aangesproken voor het niet bij de verzekeraar melden van de bestemmingswijziging van het pand. Dit zou uiteraard anders zijn wanneer er geen hennepkwekerij aanwezig was.

Wilt u meer weten over aansprakelijkheidsrecht of hebt u een verzekeringsrechtelijke kwestie die u voor wilt leggen aan een advocaat? Neemt u dan vrijblijvend contact op met ESQ advocaten, via info@esq.nl.

Bel voor informatie